Het Bollenveen, Zeijen
Verhalen en anekdotes uit het verleden van de schoolkring Zeijen
De bekende Drentse archeoloog dr. Van Giffen doet in zijn “Oudheidkundige aantekeningen over Drentse vondsten” onder meer verslag van vondsten in het Bollenveentje. In het toen droog liggende veentje bevonden zich rond 1916 een paar koud gemetselde, met veldstenen opgezette, bijenkorfvormige constructies. Daarvan was er één onbeschadigd en ongeveer anderhalf maal zo groot als een gewone bijenkorf.
Omdat de toenmalige amanuensis bij het Biologisch-Archeologisch Instituut, de heer J. Lanting, uit Zeijen afkomstig was, bleef Van Giffen contact houden met het Bollenveen.
Een andere reden was dat door inwoners van Zeijen jaarlijks voor eigen gebruik een stuk veen uit het veentje werd afgegraven, waarbij af en toe scherven werden gevonden. Op 12 en 23 mei 1922 bracht hij een hernieuwd bezoek aan het veentje.
Er waren bij het turfgraven scherven, stenen, stukken bewerkt hout en ook beenderen aan het licht gekomen. De vondsten bleken afkomstig te zijn uit eerder in het zwartveen gemaakte gaten of sloten die later weer dicht- en overgroeid waren met witveen.
De inheemse, in de Romeinse tijd thuishorende vondsten, lagen op de scheiding van het oude en het jonge veen. In het midden van het veentje werden nog een paar bijenkorfachtige constructie aangetroffen. Daarin bevond zich wat vaatwerk en in de wanden wat hout.
Het aardewerk en een enkel langwerpig toegepunt houten voorwerp met een viertal gaten van onbekende bestemming, zijn volgens Van Giffen kenmerkend voor de tweede tot vierde eeuw van onze jaartelling. Oftewel voor het laatste driekwart van de Romeinse tijd.
Ook kwam in 1922 nog een houten velg van een wagenwiel uit het veentje te voorschijn en verder een houten wan. De vader van de genoemde heer Lanting vertelde Van Giffen dat in het Bollenveen een groot aantal jaren geleden bij het veengraven een koperen schotel zou zijn gevonden.
Deze was zo gaaf dat de boer waarbij de heer Lanting toen werkte, hem nog vele jaren had gebruikt. Hij zelf had er nog wel aardappelen met spek uit gegeten. De schotel zou ca. 30 jaar geleden door de zoons van de boer zijn verkocht aan een Joodse koopman. Verder was er in Zeijen sprake van dat eertijds in het Bollenveen twee veenlijken zouden zijn gevonden.
Pas in 1927 – de tjasker verkeerde volgens Van Giffen reeds in verval - kwam het tot een wat meer systematisch onderzoek, waarbij werd geconstateerd dat de bijenkorfachtige constructies helaas waren verdwenen op wat losliggende stenen na.
Wel werden in de veenlaag houten voorwerpen aangetroffen, een groot aantal scherven en enkele gave of bijna hele potten. Daarnaast vele huisdierbeenderen, de meeste van runderen en daarnaast van schapen, een paar varkens, een enkel paard en een hond.
De provinciaal archeoloog dr. W.A.B. van der Sanden noemt in het blad “Het Drentse Landschap” het Bollenveentje een zogenaamd ‘offerveentje’ waarin de toenmalige bewoners giften gooiden of legden om bovennatuurlijke machten gunstig te stemmen.
De vondsten beslaan naar zijn mening de periode tussen de vierde eeuw voor Christus en de vijfde eeuw na Christus. De aangetroffen potten (en scherven ervan) bevatten oorspronkelijk vermoedelijk offergaven. De aangetroffen dierbotten kunnen de overblijfselen zijn van een rituele maaltijd aan de rand van het veentje.
Bron: Nieuwe Drentse Volksalmanak (1950) resp. Het Drents Landschap (september 2008- laatste wijziging: 20-10-2012)