Verdieping
Op de kaart van 1832 is het Middelveen zichtbaar als een ‘roze plek’ in het landschap; dit betekent dat het als heide of veen terreintje midden tussen de akkers lag (licht oranje). Ook is te zien dat ten zuiden van de –mogelijke- pingoruïne een smalle strook ‘hakbosch’ lag.
Met hakbosch of hakhout worden laag afgezette hakhoutstoven bedoeld. Bomen en struiken werden gekapt voor gebruik, maar werden daarbij niet helemaal gekapt; dit werd gedaan zodat de bomen en struiken weer uit konden lopen en er ruimte was voor nieuwe bomen en struiken.
Op de historische kaart uit 1902 is het veentje goed herkenbaar en krijgt het ook de naam Middelveen.
Tegenwoordig wordt het vennetje omzoomd door een smalle rand Elzen en in het veen groeit lisdodde, maar geen riet. Ook komt er wat wolfspoot en pitrus voor in het gebied. Tegenwoordig wordt de veenplas
o.a. gebruikt als drinkplaats voor het vee (koeien) van de familie Hogen Esch.
Op bovenstaande kaart fragment uit 1902, is te zien dat er op de plek van de pingoruïne rechthoekige vormen zijn, dit zijn vermoedelijk veenputten. Ook loopt er een klein weggetje naar het gebied. Deze wordt in d eloop van de tijd steeds korter, en op de topografische kaart van 1982 is hij helemaal verdwenen. Deze weg heeft vermoedelijk dienst gedaan bij de veenafgravingen, om het afgestoken veen vervoeren.
Op de hoogtekaart is de -mogelijke- pingoruïne goed herkenbaar, als geïsoleerde groene vlek (laagte) in een oranje (hoogte) omgeving.
Ook is goed te zien dat de pingoruïne groter is dan alleen het meertje. Dit wordt ook bevestigd door inwoners van Yde, zij geven aan dat het Middelveen vroeger groter geweest is. De randen van de -mogelijke- pingoruïne zijn ongeveer vier en een half meter hoog, naar het meertje toe neemt de hoogte af naar ongeveer drieënhalf meter. Aan de WZW van de pingoruïne ligt een rug met een hoogte van vijf tot vijfenhalf meter (+NAP).