Verdieping
Op de landgebruik kaart van 1832 is er op de plek van het Jonkersveen nog geen veentje of watertje, te zien. De kaart geeft aan dat het gebied van het huidige Jonkersveen nog één groot heidegebied was. Pas op de historische topografische kaart van 1902 is het Jonkersveen aangegeven, in de vorm van strakke rechthoekige vormen, de karakteristieke veenputten.
Op de kaart van 1929 is het Jonkersveen een banaanvormige plas, opvallend is dat de veenput hier niet op de zelfde plek is aangegeven als op de eerder genoemde kaart, maar iets meer naar het noordwesten ligt.
Vanaf dit moment tonen de opeenvolgende kaartfragmenten dat de plas steeds groter wordt en verandert van vorm. Ook de vegetatie langs het meer verandert, evenals de hoeveelheid vegetatie rondom het meer.
Op de hoogtekaart is de laagte van de pingoruïne goed herkenbaar. De hoogtes van het terrein rondom het water ongeveer drie meter hoog (+NAP) en op sommige plekken (met name aan de noordkant) loopt dit op tot vier meter hoogte. De rand van het meertje is het zo’n twee á tweeënhalf meter hoog.
Ook is te zien dat de -mogelijke- pingoruïne groter is dan het meertje en aan de zuidkant niet stopt bij het perceel, maar dat het doorloopt in het volgende (grasland) perceel.