Verdieping
Op de kaart van 1832 is het gebied waarin de mogelijke pingoruïne ligt weergegeven in roze, dit betekent dat de locatie toen nog onontgonnen heidegebied was.
Er is vroeger veel tuf gewonnen in het gebied, de legakkers (ook wel zetwal of kraag genoemd) zijn nu nog steeds deels zichtbaar. Een legakker is een strook grond waar men vroeger het veen dat met een baggerbeugel eruit werd gehaald, op legde om te drogen, zodat er turven gemaakt konden worden.
Vermoedelijk is hier tot en met eind jaren twintig turf gestoken, want vanaf begin jaren dertig ontwikkelde het veentje zich tot een open plas in het landschap. Eerst nog met weinig begroeiing er omheen, alleen aan de noordoost kan van het watert is kleine bosstrook te zien. Dit beeld heeft er echter niet lang geduurd, want in de jaren vijftig is er al een brede groenstrook om het water heen te zien. Dit beeld is met de jaren eigenlijk niet meer veranderd en alleen aan de zuidkant van de mogelijke pingoruïne heeft zich nog een strook bos ontwikkeld.
De hoogtekaart geeft veel informatie, met name de shaded versie geeft goed de vormen van het landschap weer. Vaak gaat men er van uit dat de -mogelijke- pingoruïne zich beperkt tot het open watertje.
Maar de hoogtekaart laat zien dat de depressie groter is dan alleen het water. De noordwest kant van de pingoruïne is geëgaliseerd en nu in gebruik als akkerland.
Je ziet nog op de eigenlijke rand doorlopen. De laagte ligt op circa 4 meter boven NAP, terwijl het oppervlak er buiten op circa 4.5 meter boven NAP ligt en deze aan de zuid en west kant als snel oploopt naar 5 meter boven NAP.
Het hoekje aan de noordoostzijde, met de grafheuvel, zou een onderdeel van de oorspronkelijke pingo randwal kunnen zijn.