Verdieping

Eind jaren’ 90, begin jaren 2000 heeft de ‘vakgroep Archeologie, Pre- en Protohistorie’ onderzoek gedaan mogelijke vindplaatsen van organisch materiaal dat dateert uit de Oude en Midden Steentijd in Noord-Nederland. Het Boorven was gekozen als onderzoeklocatie omdat deze goed te herkennen is in het landschap en dat er al een aantal archeologische vondsten/aanwijzingen gedaan zijn.

Er worden nog regelmatig grote zwerfstenen inde akker ten oosten van de pingoruïne, gevonden. Het westelijke deel van de pingoruïne is begroeid met berk, wilg, lisdodde, en pitrus. De pingoruïne is vrij goed intact gebleven. Staatsbosbeheer heeft een poging gedaan om de pingoruïne zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor bepaalde amfibieën, dit is echter niet gelukt omdat de graafmachine te ver wegzakte.

De depressie is opgevuld met veen, gyttja en water. Ten gevolge van de ontginningen is de maximale veendikte nog circa 1.70 meter. Tijdens het onderzoek zijn er verschillende boringen gedaan, één in de randwal en veel boringen in het hart van de pingoruïne. Op het hoogste punt van de randwal is de boring gedaan, deze zag er als volgt uit:

Resultaten boring randwal Boorveen.
Diepte Beschrijving

0 – 30 cm

Begin B-horizont

30 – 60 cm

B-horizont

60 cm

Begin geel zand

60 – 150 cm

Geel zand

150 – 420 cm

Begin lemiger/witter compacter zand

420 cm

Einde boring

Het resultaat van de boring komt overeen met de opbouw van een randwal volgens W. De Gans.

Op de kaart van 1832 is het gebied waarin de mogelijke pingoruïne ligt, weergegeven als roze. Dit betekent dat de locatie toen nog onontgonnen heidegebied was. Op de historische topografische kaart van 1900 is de pingoruïne al weergegeven als open water.

Dit is opvallend, want vaak zijn deze plekken in Drenthe weergegeven als -meerdere- veenputten bij elkaar. Dit is hier niet het geval, toch is er in het verleden veen gewonnen in deze depressie. Vanaf de jaren ’40 hebben de staatsbossen van Boswachterij Gieten zich ontwikkeld, en zo kwam ook het Boorveen in de bossen te liggen.

Door de jaren heen is de pingoruïne meer en meer dichtgegroeid, tegenwoordig is het nog maar een klein plasje. In 2014 is er aan de noordkant van de pingoruïne bos gekapt.

Kaartfragment van het grondgebruik van het Boorveen in 1832.

De hoogtekaart geeft veel informatie, met name de shaded versie van de AHN geeft goed de vormen van het landschap weer. Vaak gaat men er van uit dat de -mogelijke- pingoruïne zich beperkt tot het open watertje. Maar de hoogte kaart geeft goed weer dat de depressie, die de pingoruïne is, groter is dan alleen het water.

Kaartfragment van de hoogtekaart van het Boorven.


Topografische kaarten

Kaartfragment van de topografische kaart uit 1900. Het Boorveen al als open plas in het heidegebied, ten zuiden van het Osseveen.

Kaartfragment van de topografische kaart uit 1947. Een open rond watertje te midden van de inmiddels ontwikkelde staatsbossen van boswachterij Gieten.

Kaartfragment van de topografische kaart uit 1991. Het open watertje is inmiddels een stuk kleiner geworden.

Kaartfragment van de topografische kaart uit 2016. De pingoruïne zoals deze er tegenwoordig uitziet.